Basisfuncties voor faxen

[Opmerking]
  • Alleen C48xFN/C48xFW series.

  • Raadpleeg de handleiding Handleiding Geavanceerd (zie Faxfuncties), voor speciale faxfuncties.

[Opmerking]
  • U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer informatie.

  • Wij raden het gebruik van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: Public Switched Telephone Network) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien er geen DSL-microfilter met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.

    1. Lijnpoort

    2. Microfilter

    3. DSL-modem / telefoonlijn

      (zie Achterkant).

Voorbereiden om te faxen

Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand (zie Achterkant). Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. Het maken van een telefoonverbinding verschilt van land tot land.

Een fax verzenden

[Opmerking]

U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI plaatsen. Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen.

  1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie Originelen plaatsen).

  2. Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.

  3. Stel de gewenste resolutie en helderheid in voor uw fax (zie De documentinstellingen aanpassen).

  4. Voer het faxnummer van de ontvanger in (zie Letters en cijfers op het toetsenblok).

  5. Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt.

[Opmerking]
  • Met Samsung Network PC Fax kunt u de fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie Een fax verzenden vanaf uw computer).

  • Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op (Stop/Clear) voordat het apparaat begint met verzenden.

  • Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner, verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd een volgende pagina in te voeren.

Een fax handmatig verzenden

Voer de volgende stappen uit om een fax te verzenden met (On Hook Dial) op het configuratiescherm.

[Opmerking]

Als uw apparaat over een hoorn beschikt, kunt u een fax verzenden met de hoorn (zie Verschillende functies).

  1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie Originelen plaatsen).

  2. Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.

  3. Stel de gewenste resolutie en helderheid in voor uw fax (zie De documentinstellingen aanpassen).

  4. Druk op (On Hook Dial) op het bedieningspaneel of neem de hoorn van de haak.

  5. Voer een faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok op het bedieningspaneel.

  6. Druk op (Start) op het bedieningspaneel zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat.

Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden)

Met de functie Groepsverzending kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist.

[Opmerking]

U kunt geen faxen verzenden met deze functie wanneer u hebt gekozen voor superfijn of wanneer de fax in kleur is.

  1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie Originelen plaatsen).

  2. Selecteer (faxen) op het bedieningspaneel.

  3. Stel de gewenste resolutie en helderheid in voor uw fax (zie De documentinstellingen aanpassen).

  4. Selecteer (Menu) > Faxfunctie > Meerdere verz. op het bedieningspaneel.

  5. Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en druk op OK.

    U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop (Address Book).

  6. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.

    U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.

  7. Als u meerdere faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja oplicht, en herhaalt u stap 5 en 6.

    [Opmerking]

    U kunt maximaal 10 bestemmingen ingeven.

  8. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, selecteert u Nee op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.

    Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin u ze hebt ingevoerd.

Een fax ontvangen

Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.

De documentinstellingen aanpassen

Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal resultaat.

[Opmerking]

Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.

Resolutie

De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te versturen.

  1. Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Resolutie op het bedieningspaneel.

  2. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.

    • Standaard: originelen met tekens van normale grootte.

    • Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.

    • Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt.

      [Opmerking]
      • Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.

      • Als het apparaat ingesteld is op de resolutie Superfijn, maar het ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt.

    • Fotofax: originelen met grijstinten of foto's.

  3. Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.

Tonersterkte

U kunt de helderheid van het originele document selecteren.

[Opmerking]

De ingestelde helderheid geldt voor de huidige faxtaak. Voor het aanpassen van de standaardinstellingen (zieFaxen).

  1. Selecteer (faxen) > (Menu) > Faxfunctie > Tonersterkte op het bedieningspaneel.

  2. Selecteer de gewenste tonerinstelling.

  3. Druk op (Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.